- vriend
- {{vriend}}{{/term}}1 [makker] friend2 [geliefde] (boy)friend3 [bondgenoot] friend, ally4 [liefhebber] friend ⇒ lover5 [aanspreekvorm] my friend♦voorbeelden:1 een vriend des huizes • a friend of the familyvrienden en vriendinnen! • friends!dikke/grote vrienden zijn • be (very) close friendsals goede vrienden scheiden • part as friends/on good termseven goede vrienden • no hard feelings, no offencegoede vrienden worden met • make/become good friends withvan je vrienden moet je het maar hebben • with friends like that who needs enemies2 een vaste vriend hebben • have a steady boyfriend, go steadyze heeft een vriend(je) • she has a boyfriend3 vriend en vijand • friend and foe4 hij is een vriend van opera • he is a friend of the opera/an opera-lover¶ iemand te vriend houden • remain on good terms with someone
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.